Bijlage 1:

Rijksbouwmeester ziet rol ontwerpbureaus bij herontwikkeling kerkgebouwen

De religieuze functie in combinatie met culturele activiteiten is een uitstekende manier om leegkomende kerken een nieuwe toekomst te geven. Dat vindt Rijksbouwmeester Floris Alkemade uit Sint-Oedenrode, die een lans breekt om ontwerpbureaus te betrekken bij de zoektocht naar herontwikkeling van kerken.

Floris Alkemade uit Sint-Oedenrode, in 2018 uitgeroepen tot Architect van het Jaar, is sinds 2015 Rijksbouwmeester en als zodanig voorzitter van het College van Rijksadviseurs. De Rijksbouwmeester adviseert aan minister van Binnenlandse Zaken en Directeur-Generaal van het Rijksvastgoedbedrijf. Hij bewaakt en bevordert de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit van rijksprojecten. Ook afstoot en herontwikkeling van rijksvastgoed zijn belangrijke aandachtsgebieden van de Rijksbouwmeester.

Alkemade wijst steevast op het grote belang van herontwikkeling. “We hebben te snel de neiging om gebouwen die hun huidige functie verliezen af te schrijven als onbruikbaar, zeker als we ze toevallig niet mooi vinden. Maar als je niet te bang bent om met andere aannames te werken, en indien nodig radicale ingrepen te doen, kun je verrassend veel gebouwen uitstekend herprogrammeren en er ook nieuwe kwaliteiten aan toevoegen”, zegt hij in een interview.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft een themanieuwsbrief uitgebracht met daarin een verzameling artikelen van degenen in maart zouden spreken op de vanwege het coronavirus geannuleerde bijeenkomst ‘Onderzoek & ontwerp aan een landschap van kerkgebouwen’. Als één van de organisatoren heeft Rijksbouwmeester Alkemade zijn perspectief op het thema uiteengezet in een blog. De tekst luidt als volgt.

“In de week dat ik deze blog schrijf, is het de tijd van de Matthäus Passion, een sterke en levende herinnering aan de rijkheid en schoonheid die een religieuze cultuur in zich kan dragen. Dit jaar krijgt de passie een ander gezicht en zullen de uitvoeringen – die normaal honderdduizenden kerkbezoekers trekken – geen fysiek gedeelde ervaring kunnen zijn. Het coronavirus maakt directe sociale contacten onmogelijk en ook kerkgangers zijn verhinderd bij elkaar te komen sinds het kabinet genoodzaakt was het openbare leven in Nederland stil te leggen. Via livestreams, radio-opnames en uitzendingen op YouTube weten zowel muzikanten als predikanten hun publiek toch te bereiken, maar dat de kerken ook in deze tijd leeg zullen staan, voelt als een gemis.

De terugloop van kerkelijke bezoekers is niet van vandaag of gisteren. Het is een teken van de tijd. Al decennialang is er een afname gaande en deze zal volgens de voorspellingen de komende jaren alleen nog maar verder toenemen. De vergaande individualisering van onze samenleving, in al zijn aspecten, leidt tot leegstand en daarmee verliezen onze kerken met hun prachtige verschijningsvorm en hun belangrijke symbolische betekenis steeds meer hun noodzaak – maar niet hun betekenis.  In 1980 schreef Frans Kellendonk ‘als ongelovige een leemte te hebben ontdekt in het hart van de schepping, waar God, als Hij bestaat, mooi in zou passen’. Eenzelfde soort leemte ervaren niet-kerkgangers ook bij het idee dat onze kerkgebouwen uit onze gemeenschappen, en uit onze gemeenschappelijke belevingswereld zouden verdwijnen. Een verarming van ons cultureel erfgoed raakt ons.

Ik ben opgegroeid in de provincie Noord-Brabant, het Katholieke zuiden. Voor mij is een kerk onlosmakelijk verbonden met de identiteit van de dorpen, steden en het dagelijks leven – de kerk in het midden. De architectuur van het kerkgebouw vertegenwoordigt daarmee ook een wereldse cultuur. Ik groeide op tussen een meer dan zes eeuwen oude kerk en een nieuwe kerk gebouwd in 1964 in de stijl van de Bossche school van Dom van der Laan. Voor mij waren de kerken, kloosters en kerkelijke monumenten onontkoombaar en van alle tijden. Later, tijdens mijn studie Bouwkunde, ontdekte ik de rijke oogst aan prachtontwerpen van ook andere hedendaagse architecten, zoals Duintjer en Grandpre Molière. En uiteraard de Pastoor Van Arskerk van Aldo van Eyck in Den Haag. Een geweldig oeuvre aan gebouwen.

Gevaren dreigen voor overbodig geworden gebouwen. Kan het publieke karakter gehandhaafd blijven? Is een status van gemeentelijk- of rijksmonument een bedreiging of juist een kans voor transformatie? De prachtig geslaagde restauratie van de St. Bavo Basiliek te Haarlem, vorig jaar winnaar van de Europese Nostra Award, laat zien dat eerherstel van de kerkelijke functie in combinatie met culturele activiteiten met de inzet van de juiste middelen wel degelijk een optie is.
Aan ons de taak de noodzakelijke transformatie van ons kerkbezit gewetensvol te begeleiden.

Ik voel mij betrokken bij een zorgvuldige omgang met onze kerkgebouwen. Nu een religieuze cultuur uit ons leven verdwijnt en de gebouwen hun oorspronkelijke noodzaak verliezen, neemt de wereldse, financiële logica het over. De wereld op zijn kop. Onze hele bouwcultuur is gebaseerd op het bestaan van een vraag waarop een gebouw het antwoord is. Nu hebben we een hele serie beschikbare gebouwen en moeten we er een nieuwe vraag voor verzinnen. Een omgekeerde wereld maar het ontwerpen van een vraag is evenzeer een creatief proces.

Ik neem daarom graag deel aan het uitstekende initiatief van de RCE door ontwerpkracht in te zetten met ontwerpend onderzoek en inspirerende bijdragen. Ik ben overtuigd dat deze inbreng de kerkenvisie kan verrijken.”

 Tekst: Floris Alkemade

Foto: Arenda Oomen

Deel het op Social Media